Stemwijzer & statistiek

In de stemwijzer kun je zien hoe partijen denken over dertig stellingen. Met behulp van statistiek kun je groepen van vragen identificeren die vaak op dezelfde manier beantwoord worden door partijen. Zijn dit de traditionele dimensies links-rechts en conservatief-progressief? Zien we de onvrede die bij veel mensen heerst terug in de analyse? En hoe scoren de partijen op de dimensies?

Op 15 maart zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Net zoals de afgelopen verkiezingen worden er veel debatten georganiseerd, en is er ook weer een stemwijzer. De stemwijzer bestaat uit 30 vragen, en is ingevuld door 23 partijen. Bij elke vraag kun je aangeven of je het met de stelling eens bent, oneens bent, of geen mening hebt. Als je alle vragen hebt ingevuld kun je aangeven of je wilt dat bepaalde vragen zwaarder meetellen, en kun je zien met welke partijen je de meeste overeenstemming hebt.

Het is bijna niet te doen om te onthouden hoe alle partijen over alle stellingen denken. Dan zou je 30*23=690 antwoorden moeten onthouden. Daarom worden partijen vaak ingedeeld op een aantal dimensies, bijvoorbeeld links-rechts en conservatief-progressief. Zo noemt men de VVD vaak rechts en de PvdA links, de SGP conservatief en D66 progressief. Dat is een manier om overzicht te krijgen. Toch staan deze termen ook ter discussie, en is het de vraag of de indeling altijd zo duidelijk te maken is. Neem de PVV. Een aantal standpunten komt overeen met wat we als “links” zien, zoals het terugbrengen van de AOW leeftijd naar 65, maar het vluchtelingenbeleid is iets wat meer “rechts” is.

Met behulp van statistiek kun je factoren of dimensies identificeren die zoveel mogelijk van de verschillen tussen de partijen verklaren. Een techniek waarmee dat kan is principale componentenanalyse. Met principale componentenanalyse kun je clusters van vragen samenstellen die vaak door partijen op dezelfde manier worden beantwoord. Bijvoorbeeld, partijen die willen dat hoge inkomens meer belasting betalen, zijn meestal ook voor de versobering van de hypotheekrenteaftrek. Het idee is dat je op die manier niet alle 30 vragen hoeft te vergelijken, maar slechts een beperkt aantal factoren.

Welke dimensies of groepen vragen komen eruit als we deze techniek toepassen op de stemwijzer? Het grootste onderscheid tussen partijen zit in vragen die we kunnen interpreteren als “links-rechts”. Partijen die voor het kinderpardon zijn, zijn ook vaak tegen belastingverlaging voor bedrijven en voor meer geld voor ontwikkelingssamenwerking. GroenLinks en de VVD scoren het meest extreem op deze factor. Let wel, statistiek geeft wel aan welke vragen bij elkaar horen, en hoe je de partijen indeelt op die dimensie, maar de naam “links-rechts” is een interpretatie. Deze eerste factor verklaart 35% van de verschillen tussen de antwoorden van partijen.stemwijzer-2
De tweede factor die uit de analyse komt interpreteer ik als “verandering”. Sommige partijen willen veel veranderen, anderen vinden dat veel nu al goed geregeld is. Partijen die veel willen veranderen willen bijvoorbeeld de AOW leeftijd terug naar 65 jaar, uit de EU, een landelijk zorgfonds, een bindend referendum, en de wietteelt legaliseren. Je ziet dat deze factor eigenlijk een mengelmoes is van twee onderwerpen. Aan de ene kant zitten er vragen in die over “onvrede” gaan, zoals onvrede over pensioen en de zorg. Aan de andere kant zitten er onderwerpen in die meer overeenkomen met de traditionele factor “conservatief-progressief”, zoals het legaliseren van de wietteelt en het bindende referendum. De PVV zit aan de kant van “veel veranderen”, terwijl de SGP de dingen wil laten zoals ze zijn. Deze tweede factor verklaart 14% van de verschillen tussen de partijen.

stemwijzer3

We kunnen een overzicht maken van hoe de partijen scoren op deze twee dimensies. Samen verklaren deze twee dimensies ongeveer de helft van de verschillen tussen de antwoorden van de partijen op de 30 vragen. Dat is niet heel erg veel. Ter vergelijking, als je dezelfde techniek toepast om schaatsers in te delen, verklaren de eerste twee factoren 90% van de verschillen tussen de schaatsers. Om alle verschillen tussen de partijen diepgaand te analyseren zou je naar meer factoren moeten kijken. Toch geven deze twee dimensies inzicht in de belangrijkste thema’s die spelen, en zie je terug dat naast de klassieke scheiding tussen “links-rechts”, onvrede over onder andere zorg en pensioen een belangrijk thema is deze verkiezingen.

stemwijzer1

De laatste tijd lijken de nieuwe partijen als paddenstoelen uit de grond te schieten. Partij Denk ontstond uit de PvdA, trok Sylvana Simons aan, die niet veel later haar eigen partij Artikel 1 oprichtte. Het grappige is dat in deze analyse Artikel 1 en Denk bijna hetzelfde scoren op de dimensies “links-rechts” en “veel-weinig verandering”. Dit betekent niet dat deze twee partijen alle vragen hetzelfde hebben beantwoord, maar wel dat hun globale ideeën overeenkomen. Ook zien we dat D66 en de PvdA dicht bij elkaar liggen. Ook deze partijen denken over bepaalde onderwerpen anders, zoals over hoe flexibel de arbeidsmarkt zou moeten zijn. Maar op de thema’s waar nu het meeste discussie over is, liggen de standpunten redelijk bij elkaar.

De belangrijkste factor uit de analyse komt dus grotendeels overeen met de klassieke indeling “rechts-links”. De tweede factor waarop de partijen veel verschillen is de mate waarin de partijen de dingen willen laten zoals ze nu zijn. Dit gaat verder dan het traditionele “conservatief-progressief”. Onvrede speelt hier een belangrijke rol. Al met al kan statistiek iets orde in de chaos scheppen, en verklaren deze twee factoren ongeveer de helft van de verschillen tussen de partijen. Maar om alle partijen grondig te vergelijken zul je toch verder moeten kijken dan deze twee dimensies.

Zelf de stemwijzer invullen? www.stemwijzer.nl